Uit bouwhistorisch onderzoek blijkt welke bouwdelen en welke afwerkingen van een gebouw nog oorspronkelijk zijn en wat daarvan de historische waarde is. Vaak is zulk onderzoek een vereiste bij de aanvraag van vergunning voor ingrepen aan een pand met de status van monument.
Ook voor het maken van een goed plan voor renovatie, herbestemming of restauratie is een bouwhistorisch onderzoek zinvol. Tijdens het onderzoek worden historische foto’s en tekeningen van de oorspronkelijke architectuur verzameld, deze bieden een inspirerende kijk op een gebouw dat – vaak verwaarloosd – op herontwikkeling wacht.
Het onderzoek kan gedaan worden in verschillende gradaties, al dan niet in combinatie met historisch kleuronderzoek. In overleg wordt bepaald welke vorm van onderzoek passend is.
Sommige mensen noemen bouwhistorisch onderzoek ‘cultuurhistorisch onderzoek’ of een ‘cultuurhistorische verkenning’. Gebouwen behoren tot het cultuurhistorisch erfgoed – maar de term ‘bouwhistorisch onderzoek’ heeft onze voorkeur.
werkwijze bouwhistorisch onderzoek
Bij een bouwhistorisch onderzoek is de vraag allereerst welk niveau van onderzoek gewenst is; een ‘quick-scan’, een ‘verkenning’ of een heel gedetailleerd onderzoek. Voor de niveaus: zie de onderzoeksrichtlijnen.
Ik werk ik vanuit drie invalshoeken:
1. opname van wat er nog aanwezig is (het terrein, het gebouw, eventueel nog aanwezige inventaris)
2. onderzoek van primair archiefmateriaal (tekeningen, teksten, foto’s, etc.)
3. onderzoek van secundair materiaal (publicaties van/over de architect, bouwstijl, levende getuigen etc.)
Het resultaat van het onderzoek is een rijk geïllustreerd rapport met daarin:
– een portret van de oorspronkelijke toestand van het gebouw, met historische foto’s, tekeningen en teksten
– waardenstelling in tekst
– ‘waardenkaarten’; op bouwtekeningen, waarop de waardering met kleuren, en foto’s aangegeven is (zie voorbeeld waardenkaart bel-etage Hogeschool Rotterdam, Blaak 10, niveau ‘verkenning’ – ook wel: ‘medium’ genoemd)
Vanzelfsprekend wordt er gewerkt volgens de richtlijnen voor bouwhistorisch onderzoek (d.d. 2009).